Nuth (gemeente Nuth)

Geschiedenisschets

Het dorp Nuth is in de Middeleeuwen ontstaan aan de zuidwestzijde van de Geleenbeek. Tot 1626 behoorde Nuth tot de schepenbank Klimmen. In 1626 werd de schepenbank Nuth. door Filips IV. tot een heerlijkheid gemaakt en aan de hoogst biedende verpand. Door de verheffing tot heerlijkheid in 1626 kreeg Nuth een eigen schepenbank met hoge, middelbare en lage rechtspraak. Op 17 augustus blijkt Hendrik van Bergh-Trips 4300 gulden te willen betalen voor de heerlijkheid. Maar niet voor lang, want drie dagen later werd het pand doorverkocht aan Steven van Eijnatten van Reynersbeek voor 4300 pond. In 1642 werd de heerlijkheid definitief verkocht aan Jan Ulrich van Eijnatten, zoon van genoemde Steven. De familie van Eijnatten bleef tot 1795 in het bezit van de heerlijkheid. In 1795 had Nuth 1263 inwoners, waarvan er 136 uit het nabij gelegen gehucht Vaesrade kwamen.

Het dorp zou tot aan de 19e eeuw een overwegend agrarisch karakter behouden. In de 19e eeuw krijgt het dan enkele uitlopers langs de Valkenburgerweg en Stationstraat. Ook Nuth groeide explosief tengevolge van de mijnbouw in deze regio. Er werd vooral uitgebreid nabij de Bavostraat en het station.

Met ingang van 1 januari 2019 zijn de gemeenten Nuth, Schinnen en Onderbanken gefuseerd tot de nieuwe gemeente Beekdaelen.

Herkomst naam

De naam Nuth komt in archiefstukken voor als Nutte (1034), Neuta (midden 11e eeuw) en Nutta. Er is nog geen verklaring gevonden voor de naam Nuth.

Nadere bronnen en literatuur: