Bestuur (17e en 18e eeuw)

Bestuur

Het besturen van een schepenbank bestond voornamelijk uit het beheer van de gemeentelijke eigendommen, de zorg voor de openbare orde en veiligheid en de zorg voor aanleg en instandhouding van wegen en waterlopen. Daarnaast moesten de schepenbank natuurlijk een goed financieel beheer nastreven. De inkomsten van de schepenbank bestond onder andere uit grondbelastingen ookwel schattingen genaamd, en opgelegde boete’s in de rechtspraak. De uitgaven bestonden uit de afdracht van een deel aan de landsheer, de kosten van het bestuur en rechtspraak, het onderhoud van wegen en waterlopen en de kosten van onder andere de armenzorg.

Banksvergadering

Het stadsbestuur vóór 1795 kende een instelling vergelijkbaar met de huidige gemeenteraad, de zogenaamde banksvergadering. In deze niet rechtstreeks (door de grondbeziters) gekozen instelling hadden zitting: een vertegenwoordiger van de heer, de schout, de schepenen, de burgemeester en de zgn.  meest geërfden d.w.z. de grotere grondbezitters. De minder en nietsbezittenden werden vertegenwoordigd door de burgemeester. De vergadering hield zich vooral met financiële kwesties bezig:

  • de opgelegde bede en de dorpsonkosten, in de meeste dorpen de gewone uitgaven;
  • er werd beslist over het opnemen van kapitalen en over eventueel te voeren processen

Noch de schout noch de schepenen konden namens de hele gemeenschap procederen zonder toestemming van de banksvergadering

Functionarissen van de schepenbank 

Schout

De schout (in sommige gevallen ook wel drost of drossaard genoemd) was de hoogste ambtenaar in de schepenbank. Hij werd in het geval van Heerlijkheden rechtstreeks benoemd door de heer en was dan ook de vertegenwoordiger van de heer.  Op bestuurlijk niveau moest hij ervoor zorgen dat de schepen geregeld vergaderden. Zijn taak op rechterlijk gebied was eigenlijk van groter belang. Hij moest misdadigers opsporen; hij trad voor de schepenbank als aanklager op; hij zorgde er voor dat de opgelegde straffen werden uitgevoerd en hij was voorzitter van de schepenbank(rechtbank) en van de banksvergadering(administratief college). Het ambt van schout was een lucratieve belegging en werd dan ook als zodanig aan de hoogstbiedende verkocht. Zo kocht Jacob Derk Carel, baron van Heeckeren, het ambt van schout. Hij kwam echter maar zelden in Heerlen. In de praktijk werd het ambt dan ook uitgevoerd door een vice-schout, een plaatsvervanger van een plaatsvervanger dus.  

Lijst van schouten van Brunssum (Graafschap Amstenrade & Geleen)
Lijst van schouten van Heerlen

Schepenen

Schepenen werden doorgaans benoemd door de schout of de landsheer. Men was verplicht het ambt van schepen te aanvaarden. Zij kwamen voor het bestuur van  de schepenbank een paar keer per jaar in vergadering bijeen. In deze vergadering werden afspraken gemaakt over de hoogte van de belastingen en de verdeling daarvan; er werd  tegelijkertijd ook over lokale belangen gesproken.

In de rechtspraak waren de schepenen de rechters die het vonnis velden, zowel in strafrechterlijke als in civiele zaken. Zij waren ook belast met de vrijwillige rechtspraak.  Kleine steden zoals Heerlen en Hoensbroek hadden zeven schepenen.

Klik hier voor een lijst van schepenen van de schepenbank Brunssum
Klik hier voor een lijst van de schepenen van Heerlen

Burgemeesters

Burgemeesters, ook wel dorpsmeesters of dorpmannen genoemd,  hadden een zuiver administratieve functie en hadden  o.a. de volgende taken:

  • zij namen als vertegenwoordiger van de gewone man deel aan de banksvergadering;
  • zij vertegenwoordigden de bank bij door deze gevoerde processen en hadden de zorg voor de zgn. schatcedulen d.w.z. een lijst van de belastingplichtigen met de bedragen;
  • zij riepen degenen op, die in de wintermaanden wacht moesten houden of patrouille moesten lopen;
  • zij zorgden bij inkwartiering van soldaten voor de verdeling over de huisgezinnen;
  • zij wezen degenen aan die vrachten of andere werkzaamheden voor de soldaten moesten verrichten;
  • zij dienden een lijst bij te houden van alle ingezetenen. Niemand mocht zich in de gemeente vestigen zonder een bewijs van goed gedrag dat weer afgegeven kon worden door het gerecht van de vorige woonplaats.

De burgemeesters werden aangesteld door de heer op voordracht van de banksvergadering.

Secretaris

De secretaris was een aan de schepenbank verbonden functionaris die alles noteerde wat van belang was. Hij moest bij alle transacties van onroerend goed aanwezig zijn en kon tegen betaling afschriften van akten afgeven. Zoals het eerder genoemde bewijs van goed gedrag. Hij was ook beheerder van de archieven.

Bode (gerechtsbode en veldbode)

De gerechtsbode was belast met het afkondigen van bekendmakingen van de schepenbank en wetten en verordeningen van allerlei aard. Hij trad op als deurwaarder, gevangenbewaarder en was belast met postwerkzaamheden binnen de bank. De veldbode was belast met het toezicht op de veldgewassen.

Rotmeester

Hij had tot taak in zijn “rot”(gehucht, buurt) op last van de burgemeester de aanwijzingen over de wacht, de patrouilles, inkwartiering te doen etc. Hij werd door de schepenen aangesteld en beëdigd.

Onderzoek in de archieven van de schepenbank kan een schat aan zowel genealogische of andere historische gegevens over de buurt en regio opleveren. 

Klik hier voor een korte uitleg over onderzoek in deze archieven.

Nadere bronnen en literatuur: